
Omhoog en omlaag
1. Gebruik bij het afdalen van steile hellingen de loophendel en de gashendel om een lage rijsnelheid aan te houden. Bij het op- of afrijden van een helling van meer dan 15 graden moet de hoek tussen de giek en de giek 90-110 graden zijn, de afstand tussen de achterkant van de bak en de grond 20-30 cm bedragen en het motortoerental worden verlaagd.
2. Als u bergafwaarts moet remmen, zet u de loopbedieningshendel in de middenstand. De rem wordt dan automatisch geactiveerd.
3. Als bij het bergopwaarts rijden de rupsbanden slippen, moet naast de aandrijfkracht van de rupsbanden om bergopwaarts te rijden, ook de trekkracht van de giek worden gebruikt om de machine bergopwaarts te helpen.
4. Als de motor afslaat wanneer u bergopwaarts rijdt, kunt u de loopbedieningshendel in de middenstand zetten, de bak op de grond laten zakken, de machine stoppen en de motor opnieuw starten.
5. Op hellingen is het verboden de motor uit te schakelen om te voorkomen dat de bovenbouw door het eigen gewicht gaat roteren.
6. Open de bestuurderscabine niet als de machine op een helling geparkeerd staat, aangezien dit plotselinge veranderingen in de bedieningskracht kan veroorzaken. De bestuurderscabinedeur moet altijd gesloten zijn.
7. Verander de looprichting niet wanneer u op een helling loopt, anders kan de machine kantelen of wegglijden. Als het nodig is om de looprichting op een helling te veranderen, gebruik dan een relatief lichte en stevige helling.
8. Vermijd het berijden van hellingen, aangezien dit ertoe kan leiden dat de machine wegglijdt.
9. Draai niet tijdens het werken op een helling, aangezien de machine hierdoor gemakkelijk kan kantelen of wegglijden door verlies van evenwicht. Wees voorzichtig bij het draaien en bedienen van de giek bij lage snelheid.

Plaatsingstijd: 08-10-2024